‘K weet nog goed hoe in jouw blauwe ogen,
het levenslicht nog niet was uitgeblust
hoe we samen door de velden zwierven
bloempjes plukken was je grootste lust.
Met die blik van kinderlijke blijdschap
waart gij aan een lentebloem gelijk
kind, ik moet niet aan die uren denken
als ik naar jouw blinde ogen kijk.
Bis, bis, bis.