Door Henk ten Zijthoff
Mensenheugenis
“Hoe ver gaat het collectieve Hummelse geheugen terug als het om gezamenlijk feesten gaat?”
De redacteuren van de website van Volksfeest Hummelo houden het op tradities die terugvoeren tot de heidense Thor-verering. Rituelen uit de tijd dat de Vikingen hier aan de Noordzee huishielden. Zou dat waar kunnen zijn?
Om een begin van een theorie of een antwoord te vinden, zullen we een stevige duik in de geschiedenis moeten nemen. Tenminste, als we een begin van een theorie of een antwoord willen vinden op de vraag waar al die tradities en gebruiken bij de Hummelse Kermis vandaan komen.
Ridder Geroward
Daar staat hij met een mooi cadeau in de aanbieding. We hebben het over Ridder Geroward en deze geharnaste voorvader heeft een paar ‘goederen’ in Hummelo gekregen toen zijn vader overleed. Wat de aard van die ‘goederen’ was weten we niet. Het kan een stuk grond, een boerderij of iets anders zijn geweest. Vader zaliger was ridder Landward en Geroward denkt: ik kan die ‘goederen’ bij Hummelo eigenlijk net zo goed cadeau doen aan de Sint Maartenskerk in Utrecht. Ik kan ze er vast blij mee maken. Pen en perkament komen op tafel en in het jaar 828 na Christus worden ze in Utrecht heel blij met Hummelse ‘goederen’.
Iets verder in de tijd komen we nog ene Balderik tegen. Die had bij Hummelo acht boerderijen. Maar Balderik had op de één of andere manier die boerderijen al ingeleverd bij koning Conrad II. Of dat goedschiks of kwaadschiks is gegaan weten we niet. Wel is bekend dat Conrad II op zijn beurt de boerderijen in een gulle bui overdeed aan ene Werner. We schrijven dan het jaar 1025 na Christus.
In de twaalfde eeuw passeert in de Hummelse canon van de geschiedenis nog een Siegfried van Hummelo. Maar het adellijke geslacht rond Siegfried sterft uit.
Over Thor
Volgens de canon van de Nederlandse geschiedenis hebben we het hier in Nederland behoorlijk te stellen gehad met de Vikingen. Deze bebaarde noorderlingen waren vaak handelspartners rond de Noordzee, maar ze konden in onze contreien ook vreselijk huishouden. Steden werden platgebrand, er werd geroofd en geplunderd en menig bewoner van de Lage Landen werd als slaaf of slavin afgevoerd richting het Noorden. Niets nieuws onder de zon.
Pakken we de tijdlijn erbij, dan is het zo dat het dorp Hummelo in ieder geval al bestond tijdens die toestanden met de Vikingen. De invallen van de Noormannen staan geboekstaafd over een periode van 800 tot ongeveer het jaar 1000 na Christus. Onze Hummelse voorouders kunnen dus gemakkelijk iets hebben meegekregen van de Thor-aanbidders. Wijk bij Duurstede of Dorestad ligt in kilometers tenslotte ook weer niet zo ver van Hummelo en die stad werd in het jaar 834 nog platgebrand door de Vikingen. Daar staat tegenover dat Ridder Geroward de kerk een paar jaar daarvoor al behoorlijk had voorzien met zijn georven goederen. De kerk zal in die tijd niet veel met Thor hebben opgehad. Hadden de Hummelsen van toen dan meer respect voor de kerk of kon in geval van nood ook de godsdienst van de Vikingen als alternatief nog door de beugel? Wie het weet mag het zeggen!
Høken met Thor
Voor de liefhebber gaan we nog even bij Thor op bezoek. Ook bekend als Donar. Hij komt voor in Noordse en Germaanse mythologie. Een enorme en beresterke kerel! Niet heel bijster slim, maar je kunt niet alles hebben. Dat kleine gebrek wordt gecompenseerd door papa Odin (in de wandeling ook bekend als Wodan) en Loki. Papa Wodan is de goedheid zelve en vriend Loki is een slimmerik met een kleine scheut van de schurkjes.
Voor wat betreft het IQ moet je bij Wodan en Loki zijn. Thor is meer van het ruige werk. Thor heeft een mooie kar en een magische hamer. Gaat hij met zijn span bokken voor de kar een potje høken dan dondert en bliksemt het op aarde. Voor de rest van de tijd houdt hij zich vooral bezig met het doodslaan van reuzen. Daar is die magische hamer dan wel handig bij natuurlijk. Thor komt bijvoorbeeld in de problemen als zijn magische hamer wordt gestolen door een stel ellendige reuzen. Thor kan de hamer komen ruilen tegen Freya, de Godin van de Vruchtbaarheid. Dat kan natuurlijk niet doorgaan, want hoe moet het dan met de vruchtbaarheid van alles wat leeft, bloeit en groeit? Vriend Loki bedenkt het plan om Thor te verkleden als Freya. Die moet zich voordoen als de bruid. Thor vindt dat hele plan maar niks. Maar vriendje Loki is een slimme gast, dus hij gaat met de banaan. De reuzen organiseren een enorm bruidsfeest, iedereen eet zich te barsten en drinkt zich lam. De reuzen vallen van de overdaad in slaap en de als Freya uitgedoste Thor pakt zijn magische hamer terug en slaat de snurkende reuzen stuk voor stuk de hersens in. En zo staat de Noords-Germaanse mythologie bol van de verhalen over Thor.
Wat zou de wereldberoemde arts-psychiater-psycholoog Carl Gustav Jung hebben kunnen melden over deze Thor-verering? Zou Carl Gustav Jung in zijn beste jaren zo rond 20 en 30 van de vorige eeuw op het Hummelse Volksfeest hebben rondgelopen, dan zou hij zijn ogen hebben uitgekeken. Er lopen in september volgens de theorieën van Jung heel wat gevalletjes archetype rond op het feestterrein in Hummelo.
Het kasteel stond er nog, dus hij zou zich best hebben vermaakt. Het zou niet uitgesloten zijn dat Carl Gustav op donderdag na de Hummelse Kermis even zou zijn doorgelopen naar de plaatselijke huisarts, Bart Westerbeek van Eerten! En als we afgaan op wat de heren hebben gepubliceerd over gebruiken, symbolen, dromen en archetypen, dan zouden ze het prima met elkaar hebben kunnen vinden, Leve Thor!
De eerste duider van de Hummelse Kermis: 1925
In 1925 verschijnt een boek van de volkskundige D.J. van der Ven. De titel is Kermisviering in Laag-Keppel en Hummelo. Laten we ons beperken tot Hummelo, want dat hoofdstuk is al erg genoeg!
Van der Ven verschijnt in zijn boek ten tonele als kenner van oeroude gebruiken, tradities en symbolen. Elke Hummeloër weet dat die elementen in september bij het volksfeest een belangrijke rol spelen, maar waar die gebruiken vandaan komen?
Van der Ven begint zijn boek met het antwoord op de vraag waar die witte broeken van de schutterij en de ruiterij vandaan komen. Waarom nou toch uitgerekend wit? Gelukkig weet hij het antwoord en hoeven we niet te gokken. De kleur wit was in de oude heidense tijden de vreugdekleur bij het offerfeest. En Van der Ven stelt vast dat de schutters die in hun witte pantalon de vogel naar het kermisveld brengen, niet symbool staan voor militaire macht. De schutterij bestaat volgens hem uit nazaten van hun landbouwende voorvaderen die op het oogstfeest een levenden haan in plechtige ommegang ter offerplaats droegen.
Daar is de eerste aanwijzing voor een traditie en een symbool van oeroude heidensche tijden in Hummelo! En niet alleen hier bij ons op ‘t dorp, maar op meer plaatsen in het oosten, noorden en zuiden van Nederland.
De bielemans
We gaan na deze uitleg over de kleur wit van de broeken, meteen met de auteur op bezoek bij de Hummelse bielemans van de lichting 1925. Het meervoud van bieleman is in het Oosten van Nederland bielemans en niet bielemannen.
Een stelletje ongeregeld is dat trio, althans volgens Van der Ven. Gerrit en Willem Lichteleé en den zot Jan Weijers moeten toch echt in de leer bij de bielemans van Keppel! Ze missen de Keppelse humor en het is zelfs nog erger. De drie piassen met grijnzen voor het gezicht en sjovele clownspakjes, worden door de plaatselijke jeugd uitgejouwd. Van der Ven ziet in deze Hummelse bielemans anno 1925 bepaald niet het symbool van de reuzen die dachten Freya te kunnen schaken. Bielemans mogen in bielemansland symbolisch achter vrouwen aanjagen, maar daartoe zijn deze Hummelse varianten in 1925 niet in staat. In ieder geval niet waar Van der Ven bij is!
Het omhakken van de paaltjes door de Hummelse bielemans is al helemaal een aanfluiting. Het Hummelse trio is meer verwant met de Duitse Kerbeburschen of hoe ze daar over de grens in Pruissen ook mogen heten. Van der Ven merkt op dat ook jonkvrouwen prima in de Hummelse entourage van de bielemans zouden passen. Dat is ook in Duitsland een gebruik. Het is nu 95 jaar later en de suggestie is in Hummelo nog niet geland. Maar wat nog niet is kan misschien ooit wel eens komen!
Het is goed om te weten dat de Hummelse bielemans, ofwel de kermisgekken, de herinnering aan de vegetatiedemonen levend houden. In relatie tot die vegetatiedemonen blijken de Hummelose bielemans in het nationale bielemanswereldje een mooi overgangstype te symboliseren. In Haaksbergen moeten ze namelijk in een merkwaardige outfit in 1925 nog altijd versperringen opruimen met hun bijltjes en krijgen ze een beloning voor hun werk. In Limburg treden de bielemans op als martiale figuren. Misschien dan toch wel degelijk als herinnering aan een militaire achtergrond: sappeurs! In de middeleeuwen groeven die sappeurs gangen richting een belegerde vesting. Later gingen ze aan de troepen vooraf om versperringen op te ruimen. In het Franse Vreemdelingenlegioen zijn ze bij parades nog altijd te zien: grote kerels met een lange bijl over de schouder en voorschoten van leer. Hummelo schijnt met de verbeelding van de bieleman precies tussen deze twee uiterste varianten in te zitten.
Terug naar de vegetatiedemonen. Waarom demonen bij een feest? Die demonen moeten volgens Van der Ven gezien worden tegen de achtergrond van landbouwers die machteloos zijn overgeleverd aan de natuurkrachten. Die landbouwers verzoeken de goden vooral om beschermd te blijven tegen slecht weer, storm en hagel en andere omstandigheden die als echte demonen de oogst kunnen laten mislukken. De opluchting is dus groot als de oogst een succes is. Een puike aanleiding om de Allerhoogsten en later de Ene Allerhoogste te danken, een offer te brengen en vervolgens een mooi feest te vieren.
Het is dinsdagavond 8 september 1925 als Van der Ven in de stromende regen aankomt in Hummelo om te kijken hoe het er op ‘t dorp voorstaat als er Kermis wordt gevierd. In de verte hoort hij al gezang. ‘Houdt (sic) er den moed maar in’ wordt er gezongen. Er staat een danstent met een prachtige voorgevel waarop de naam Slosscher & Masselink prijkt. De tent staat tussen de bomen en is duidelijk bedoeld voor volk dat tot de elite wordt gerekend. Bij tramstation zaal Wassink dansen de boerenmeiden en -knechts tussen de bonte papieren slingers.
Ondertussen merkt Van der Ven op dat het gedans, gekronkel, gehak en gemartel met die paaltjes als onderdeel van de gedragingen van de bielemans alles te maken heeft met de boomcultus! Alweer een aanwijzing die afkomstig is uit de verre oudheid. De boomcultus hangt namelijk nauw samen met de verering van de meiboom. En de meiboom is een symbool voor het nieuwe en hopelijk vruchtbare seizoen waarin het voedsel moet worden verbouwd en geoogst om de herfst en de winter een beetje fatsoenlijk en zonder honger en kou door te komen.
Maar de bielemans hebben nog meer symbolische ijzers in het vuur! Van der Ven merkt op dat zij ook verbeeldingen zijn die herinneren aan de Maruts. Dan zitten we al in de jaren 1700 tot 1100 voor Christus. En niet in ons eigen Hummelo maar ergens in India! De Maruts spelen een belangrijke rol in de Rig Veda, het oudste godsdienstige Hindoeïstische boek van de vier Veda’s.
De Maruts komen in de Rig Veda voor als stormgoden die de godheid Indra steunen. Ze springen en dansen tot hemelse hoogten, ze zijn gewelddadig en agressief, høken rond in gouden wagens en zorgen voor bliksemschichten. Zulke gasten kun je maar beter bezweren en te vriend houden dan met ze gaan daldeejen. Het zou zomaar kunnen dat de Noordse held Thor bij die Maruts zijn buitenlandse praktijkstage heeft gedaan.
De Maruts hadden de Vajra als geducht wapen, Thor gebruikte zijn moker, Mjölnir en de bielemans hebben hun bijl. Er zijn mensen die zeggen dat Thor ook een bijl gebruikte, maar anderen beweren dat dat onzin is en dat er geen oude bronnen zijn waaruit zou blijken dat Thor een bijl had. Van de Ven laat zich er niet over uit maar hij is ondertussen wel klaar met de Hummelse bielemans. Ze moeten nog heel veel schaven aan hun performance.
En het is inmiddels woensdag 9 september 1925.
De vendeliers en de ruiterij
Van der Ven is duidelijk. De vendeliers vormen de clou van de Hummelse variant van het oeroude oogstfeest. De gang vanuit het dorp naar het Kasteel Enghuizen duidt ontwijfelbaar op een vruchtbaarheidsritueel. Hij schrijft: ‘Wij zien dan ook in dien glorieuze Hummeloschen uittocht naar het paleis van Enghuizen een vruchtbaarheidsrit, waarop trouwens reeds het groot aantal ruiters en het houden van wedstrijden in het ringsteken duidelijk wijzen.’
Maar hij is al snel klaar met loftuitingen. Hij beschrijft dat de heer Blits met zijn vendel in de aanslag staat op het gazon voor het kasteel. De bevelvoerder van de peerdenschutterij kondigt met zijn stentorstem aan: ‘Het vaandel zal worden geslagen voor de Hooggeboren Vrouwe, Gravin van Rechteren Limpurg, geboren baronesse van Heeckeren van Enghuizen.’ En Blits gaat ijverig aan de slag met zijn karwei. Je hoort Van der Ven al schrijvend denken: ‘Blits maakt hier de blits niet mee..’ Maar het kan nog erger. Collega Bleumink van de schutterij is na de heer Blits aan de beurt. Dan volgt nu het oordeel van Van der Ven. Your votes, please! Het oordeel is niet mals. De heer Blits is ietsje pietsje sierlijker dan Bleumink, maar daar is dan ook alles mee gezegd. Ze moeten alle twee heel snel naar een nascholingscursus. En wel bij hun Huisschensche collega.
Waarom luistert het optreden van de vendelier zo nauw? Van der Ven heeft het onderzocht. Hij ziet een duidelijk verband tussen een christelijk-religieus getinte processie en de eveneens heidens-religieus getinte omgang rond de akkers. En de vendelzwaaiersvlag heeft weer alles te maken met de meitak. De vlag is als symbool zelfs rechtstreeks afkomstig van de meiboom, als teken van vruchtbaarheid. De meiboom werd niet alleen bij de Germanen maar ook al bij de Grieken en de Romeinen door de landerijen getrokken als magisch religieus symbool voor de vruchtbaarheid. En die paaltjes voor de Bielemans staan anno heden in het gazon van de Oranjerie op het Landgoed Enghuizen symbool voor de oogstboom die het contrast is van de meiboom.
Bij dit heidense oogstritueel hoort op zijn minst een perfecte uitvoering van de vendelzwaaiers. En de uitvoering van het ritueel is bij deze inspectie in 1925 nog niet op orde!
De tamboer-majoor
In 1925 is het volgens Van der Ven met het optreden van de Hummelse tamboer-majoor ook al slecht gesteld. Hij hanteert de rood-wit-blauwe gespiraalden stok nog steeds op een houterige manier, zo vindt Van der Ven. Maar ook al is de uitvoering van de tamboer-majoor niet van wereldklasse, de stok die hij hanteert is dat wel! Die stok is volgens Van der Ven een wonder van symboliek. Neem alleen al de spiraal die terug te voeren is op de boomcultus rond de meiboom. Alles wijst er op dat de symbolen afkomstig zijn uit die nog altijd oeroude boomcultus van onze voorvaderen en voormoederen. Zelfs de slang- of spiraalvorm heeft een betekenis. Die verwijst naar de eeuwigdurende strijd tussen zomer en winter.
Het zingen…
Natuurlijk wordt er bij een feest veel gezongen. De schutterij zingt en deint mee met de fanfare, in de feestzalen spelen orkesten, de stoeten trekken door het dorp onder de feestelijke klanken van de muziekvereniging en het vaandel wordt op de maat van de muziek geslagen. Maar anno 1925 valt het repertoire van de Hummelse kermisgangers bij Van der Ven toch echt tegen. Bar en boos vindt hij het. Er is sprake van twee liederen die domineren: ‘Ik zal oe vanaovond wel kriegen’ en ‘de Ooievaar’. Van der Ven kan het niet meer aanhoren en besluit zelfs in te grijpen. Zijn muzikale kompaan Röntgen heeft frisschen vroolijken boerendansmuziek gecomponeerd en die wordt als alternatief gespeeld. De Hummelsen laten zich niet kennen en reageren daar zo enthousiast op dat Van der Ven de Kermiscommissie sterk aanraadt om toch echt meer afwisseling in het repertoire te overwegen. En dan loopt de volkskundige weer terug naar Laag-Keppel, pakt de tram en reist derwaarts… Thuis maakt hij nog een iezegrimmige aantekening. In 1922 is namelijk een Hummelse delegatie onder leiding van G.J. Klokman in Rotterdam geweest. Daar gaven de jongens Hendrik Smeitink, Bernard Schel en Bernard Everts een demonstratie van oude kinderspelletjes zoals baksmieten, onder den blauwen toren, sikken en mottekoelen. Wel in Rotterdam de kunsten vertonen, maar waarom dan niet tegen het mooist denkbare decor bij het volksfeest in september: het gazon van kasteel Enghuizen?
Iets over Volksvermaken in 1866
Bij het onderzoek naar de geschiedenis van de Hummelse Kermis stuiten we op nog een prachtige en rijke bron. In 1866 geeft de Maatschappij tot Nut van t Algemeen een boek uit met de titel ‘Iets over Volksvermaken‘. Het Nut signaleert dat er nu toch echt iets moet gebeuren bij het vieren van van kermissen, oogstfeesten en volksfeesten.
Het Nut noteert dat jaarmarkten en kermissen aan ernstig verval onderhevig zijn. Nou hoeven die kermissen niet meteen helemaal te worden afgeschaft maar het is de hoogste tijd om te innoveren, willen volksfeesten blijven bestaan.
Het Nut schrijft: ‘Vooral in de 15e en de 16e eeuw vierde men vrolijke dagen toen het volk zich naar de opvatting dier tijden meestal onschuldig wist te vermaken en alle kringen der maatschappij en dan in één gezelschap van feestvierende poorters verenigd werden.’
Mooi en aardig allemaal, maar anno 1866 is de gloria rond deze feesten sterk aan het afnemen. Neem bijvoorbeeld de schutterijen. Het Nut merkt op dat staande legers in zwang zijn. In 1866 hebben we Napoleon al gehad met staande legers maar in Duitsland en de Verenigde Staten wordt op dat moment nog volop burgeroorlog gevoerd. En het belang van schutterijen, die de kleine gemeenschappen zouden moeten beschermen tegen de boze buitenwereld, bestaat eigenlijk niet meer. Bovendien is dat vogelschieten een levensgevaarlijke bezigheid geworden. Iedereen komt maar aanzeilen met een verroeste karabijn of een geweer dat nog is gebruikt in de tijd van de Duc van Alva. Zo’n spuit zou dan zo’n 300 jaar oud zijn en kon zo maar uit elkaar springen. Kortom: anno 1866 is het in Nederland een zooitje bij het vogelschieten. Zo hier en daar zelfs nog met een levende haan aan de paal. Vooral zo’n levende haan: dat moet toch echt rap afgelopen zijn als het aan het Nut ligt.
Het wapenmagazijn
Het Nut geeft advies en stelt voor om al die oude schietijzermeuk uit de vaart te nemen en per gemeenschap een stel goede buksen aan te schaffen. Bijvoorbeeld de Britse Enfield-buks. Zorg voor goede kogels en ga zorgvuldig om met het schieten op een doel. Werk, als dat nodig is, met een kogelvanger. Beide aanbevelingen zijn, anno 2020, lang en breed overgenomen door de Hummelse kermiscommissie.
Het beschikbaar stellen van prijzen
Het Nut beschrijft in 1866 dat de gulle schenkers van prijzen bij Volksfeesten er een beetje genoeg van krijgen… ‘Vroeger bestond de gewoonte om die personen te gaan bedanken, doch daar de meesten er niet op gesteld waren, om een troep half dronken boeren te paard voor hunne woningen of op de buitenplaatsen te hebben, is dit in ongebruik geraakt.’ Meestal neemt het vermaak op de volgende manier een einde op de manier die te lezen is in de verzuchting van Het Nut: ‘De paarden worden naar huis gebragt en de pret eindigt meestal met dronkenschap, gelijk al onze volksfeesten, waarbij de leiding van beschaafde standen gemist wordt. Zoo als opgemerkt is, vermindert de opgewektheid voor het ringsteken van jaar op jaar. Gegoede boerenknapen beginnen er zich meer en meer aan te onttrekken, en vele landlieden zoeken in kerkelijke naauwgezetheid een voorwendsel, om het gebruik hunner paarden aan de knechts te weigeren.‘
Over die prijzen gesproken. Van der Ven meldt in zijn boek dat de Schutterskoning in Hummelo met zijn koningin samen op één paard de prijs voor zijn succes in ontvangst neemt op het gazon van het kasteel Enghuizen. Dat geldt ook voor de tweede prijs: man en vrouw op één paard. De derde prijs is de eenzaamheidsprijs. Geen dubbele bezetting op de paardenrug. Van der Ven schrijft dat dit gebruik terug te voeren is op de Ridders van de Ronde Tafel. De club van Koning Arthur zogezegd. Koningin Guinevere arrangeerde deze dubbele bezettingen voor de magische ridders van haar al even magische echtgenoot Arthur. Cherchez la Femme! De Hummelse Kermiscommissie heeft op enig moment besloten om die Koning Arthur toestanden toch maar af te schaffen. Tegenwoordig komt er een mooi rijtuig aan te pas. Met paarden ervoor.
Nuttige aanwijzingen van Het Nut
‘Toneelstukken zouden veel meer moeten worden opgevoerd tijdens de Volksfeesten. Er moeten kermiscommissies komen die tijdens de Kermisdagen goede volksvermakelijkheden tot stand kunnen brengen en daardoor onbehoorlijke uitspanningen kunnen verdringen. Bovendien kunnen zij een gunstigen invloed op den kermisviering oefenen door te bewerken dat er streng toezicht op zeedekwetsende vertoning gehouden wordt.’
Het dorp heeft de uitdaging opgepakt. Er is een gezelschap in Hummelo dat het Openluchtspel alweer jaren opvoert. Niet elk jaar, maar toch! Het advies is opgevolgd.
Uitsmijters van het Nut
‘…dat algemeene volksfeesten, om genoegen te blijven geven, niet dikwerf moeten plaatshebben. De huiselijke kring zij altijd de spil van het huiselijke geluk en verstrooiing blijve uitzondering, doch worde nooit regel.’
Het boek eindigt met voorbeelden van reglementen die kunnen worden gebruikt om kermissen, volksfeesten en oogstfeesten beter te organiseren dan tot dan toe gebruikelijk was. Was er niets gebeurd dan zouden deze feesten mogelijk al lang zijn verdwenen, dus een gepast applausje past bij de aanwijzingen van het Nut. Ze moeten ook in Hummelo bekend zijn geweest, want Van der Ven schrijft in 1925 in zijn boek dat er een paar mooie opdrachten liggen voor verbetering van het Hummelse volksfeest. Dus moet er op dat moment sprake zijn van een organisatiemodel. Of er toen al reglementen waren opgesteld kan worden betwijfeld. Er dook uit het archief een handgeschreven ‘Regelement’ op van de schutterij, maar dat was niet veel ouder dan een jaar of veertig. En volgens de overlevering kon het tussen het peerden- en voetvolk af en toe legendarisch schuren. Des te opgeluchter zijn alle partijen, de Kermiscommissie incluis, dat de bijltjes worden begraven op 15 augustus 2003. Dan wordt voor notaris van Weeghel de oprichtingsakte verleden van de Stichting Volksfeest Hummelo.
De verschenen zes oprichters verklaren bij deze acte een Stichting in het leven te roepen waarin de activiteiten van de drie navolgende geledingen die tezamen het Hummelse volksfeest organiseren, te weten Ruiters, Schutters en Kindercommissie, worden ondergebracht. De notaris is ook zo vriendelijk om het doel van de Stichting goed te formuleren.
De Stichting heeft ten doel het organiseren van het Hummels volksfeest op de tweede woensdag in september en de daaraan voorafgaande dinsdag, maandag en zondag en alle daarbij behorende activiteiten en voorts al hetgeen wat hiermee rechtstreeks of zijdelings verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin van het woord.
En dat alles juridisch in kannen en kruiken geregeld binnen 137 jaar na de goede wenken van de Maatschappij tot Nut van t Algemeen. Dat is relatief erg snel als we uitgaan van de prehistorie, Brons- en IJzertijd. Het is die avond van de vijftiende augustus 2003 dan ook heel lang feest: tot in de ochtend van de zestiende augustus!
Volksfeest, Oogstfeest of Kermis in Hummelo?
Oogstfeest
Laten we bij de beantwoording van de vraag uitgaan van de bewoners van Hummelo en omstreken. De eerste landbouwers zijn hier vermoedelijk zo’n 3000 jaar geleden in de Late Bronstijd (Doetinchem en omgeving) en in Hummelo aantoonbaar in de IJzertijd aan de slag op hun raatakkertjes. Die akkers worden gebruikt voor de verbouw van graan en groenten en er lopen op het erf beesten rond voor de melk en de slacht. In het voorjaar en de zomer is hard gewerkt en gelukkig is in september de oogst puik verlopen. Begin september is er voldoende voedsel geoogst om de herfst en de winter te overleven. Door invloeden van de Noord-Germaanse cultuur is het ontzag voor Thor en de heidense goden Wodan en Freija enorm. Onze voorvaderlijke en voormoederlijke landbouwers prijzen de goden voor de hulp. En ze houden een grandioos Oogstfeest. Beetje dobbelen om de mooiste vrouwen, maar dat was misschien meer in Duitsland. Laten we ‘t hopen. Maar de Hummelsen van toen zullen het over een oogstfeest hebben gehad en niet over een kermis of een volksfeest.
Kermis
In, pakweg, de Middeleeuwen zijn onze voorouders nog altijd druk in de weer om te voorzien in hun levensbehoeften. Net als hun eigen voorvaderen en voormoederen bekijken zij in het voorjaar wat er allemaal moet gebeuren. Ze hebben een beetje pret over de oude garde die nog ontzag had voor Wodan, Freija en Thor (ook bekend in de variant Donar). Zij zijn immers christelijk en weten uit de Bijbel en van de priesters dat de Allerhoogste moet worden aangeroepen voor bescherming van de gewassen en het vee. Daarvoor wordt op z’n tijd een processie gehouden. En als september aanbreekt en de oogst puik is geweest, dan is het tijd voor een groot feest. Van allerlei volk strijkt neer op de kermis en er is volop vermaak met muziek, zang en volop bier. In die tijden zal het in september gaandeweg een kermis worden. Oorspronkelijk heeft het woord kermis een stevige religieuze achtergrond. Het begrip kermis slaat op de jaarmarkt die gewijd is aan de wijdingsdag of een andere feestdag van de parochiekerk. Het woord kermis vormt een verbastering van kerkmis of kerke-misse. Op die dag stroomde het volk samen om de patroonheilige te vereren en om zich te vermaken. En voor Hummelo is bekend dat de missionaris en de latere aartsbisschop Willibrord (658 – 739) de patroonheilige van dienst was en misschien nog altijd wel is, ook al is zijn naamdag iets later dan het Hummelse oogstfeest, namelijk 7 november. Mogelijk is er in die tijd al vergaderd om een iets beter moment te vinden voor de Hummelse Kermis in combinatie met het oogstfeest.
We merkten al op dat de adel al bezittingen heeft in Hummelo en de bewoners van versterkingen en fraais in Hummelo zullen ongetwijfeld mee hebben gedaan met de landbouwers en het werkvolk bij het vieren van de oogst. We veronderstellen dat de Hummelse Kermis als woord en begrip dus al heel erg lang bestaat.
Volksfeest
In de negentiende eeuw komt er in de benaming van oogstfeesten heel langzaam een verandering die tot op de dag van vandaag taalkundig enige tweespalt toont. In de Almanak voor de provincie Gelderland voor het jaar 1817 staat genoteerd dat de kermis in Hummelo plaatsvindt op tien september van dat jaar. En in 1835 staat de kermis nog een keer vermeld, deze keer in de Geldersche Volksalmanak. Op woensdag 9 september 1835 is het raak in Hummelo samen met een paarden- , beesten-, schapen- en varkensmarkt.
We merkten al eerder op dat de Maatschappij tot Nut van het Algemeen halverwege de negentiende eeuw een toenemende malaise bij het vieren van de kermissen signaleert. Als er niets wordt gedaan dan zou het wel eens uit kunnen zijn met de pret bij deze oude vorm van volksvermaken.
In Hummelo wordt in ieder geval een draadje gelegd met de wenken van ‘t Nut in 1866. Het nieuwe kasteel Enghuizen staat er op dat moment zo’n dertig jaar en de bewoners van het nieuwe kasteel Enghuizen spelen een uiterst belangrijke rol bij de Kermis. De negentiende eeuw kenmerkt zich namelijk op het platteland nog altijd door een krachtig feodaal systeem en dat biedt mogelijkheden om sturend op te treden als het gaat om afstemming van gebruiken en eerbetoon aan de bewoners van het Landgoed Enghuizen. We moeten ook niet vergeten dat Hummelo in die tijd een vrijwel nieuw dorp is. Er is een nieuwe kerk gebouwd, er staat een gloednieuw mooi kasteel en de burgers hebben samen met de bewoners van Enghuizen de handen ineengeslagen om in het kader van volksverheffing in ieder geval via de lijnen van het Nut de oude feesten krachtig leven in te blazen.
Kortom: oogstfeest, kermis en volksfeest zijn alle drie goed als typering. Uit alle tijden zijn de rituelen nog altijd herkenbaar, net zoals de symboliek achter de rituelen. Op de tweede woensdag in september en de dinsdag daarvoor is er in Hummelo iets te zien en te beleven voor iedereen die van een mooi feest houdt. Het staat bol van tradities en gebruiken die je vrijwel nergens in Nederland in deze vorm nog aantreft.
In 2020 is er dan ineens een jaar dat het Feest noodgedwongen moet worden overgeslagen. Daar is dan wel een pandemie voor nodig. Een virus dat bekend staat als SARS-CoV-2, ook als COVID-19, alias corona is een wereldwijde spelbreker. Het afgelasten van de Hummelse Kermis gebeurde voor zover bekend (en gedocumenteerd) in ieder geval nog twaalf maal eerder. Met het jaar 2020 erbij komt het neer op dertien jaren waarin de Hummelse Kermis niet werd gevierd.
In de negentiende eeuw ging het drie keer om de uiterst besmettelijke bacteriële ziekte cholera. En één keer om dreigende volksopstanden vanwege voedselschaarste: dat was in 1847. In de twintigste eeuw gaat het feest ook een aantal jaren niet door: in 1914 en 1915 is er geen Hummelse Kermis vanwege het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Nederland had in augustus 1914 als één van de eerste Europese landen een algehele mobilisatie uitgeroepen. Nederland bleef uiteindelijk deze jaren gelukkig neutraal, maar alle dienstplichtigen waren opgeroepen. Ook in 1939 gaat het Hummelse feest niet door. Het plan was in augustus 1939 nog om de kermis wel te vieren. Maar op 28 augustus 1939 werden 300.000 Nederlandse militairen gemobiliseerd om in geval van oorlog ons land te verdedigen. En op 1 september 1939 brak de Tweede Wereldoorlog uit. Onder deze omstandigheden was de lol er echt af en toen in mei 1940 de Duitsers ons land bezetten was het voorlopig klaar met feestvieren. Tot en met 1944 ging de stekker eruit en de fusten kwamen pas na de bevrijding (mei 1945) in september van dat jaar uit de Hummelse bierkelders.
Net als toen, komen we er natuurlijk wel weer overheen in Hummelo en als het volgend jaar weer september is, dan hangen de vaandels er hopelijk weer mooi bij, racen de bielemans weer door het dorp, loopt de muziek weer mee met de schutterij, de vaandelzwaaiers en de ruiterij. Zijn er weer allerlei spelen op en rond de speelweide. Kan er weer worden geschoten op de vogel. En trekt het dorp weer op naar de Oranjerie op het Landgoed Enghuizen om daarna af te zakken naar de Huiskamer van Hummelo.
Eind goed, al goed!
Bronnen:
- D.J. van der Ven ‘Kermisviering in Laag-Keppel en Hummelo’ (1925)
- ‘Iets over Volksvermaken’, uitgave van de Maatschappij tot nut van het Algemeen (1866)
- Diverse bronnen via Wikipedia en de website van het Hummelse Volksfeest.
- Craandijk: ‘Wandelingen door Nederland’ (1885). Deel: In Den Gelderschen Achterhoek
- De Hessencombinatie nr. 20 van september 2015 (p. 49-53). Artikel van Rinus G.M. Rabeling onder de titel Tradities bij de kermisviering in Drempt, Hummeloo en Keppel. Bij dit artikel treft u veel verwijzingen naar literatuur over de Volksfeesten in Hummelo, Keppel en Drempt, o.a. literatuur, geschreven door Dr. Westerbeek van Eerten, vanaf 1917 tot 1950 huisarts voor Hummelo en Keppel.